GEMEENTE TRAM NIJMEGEN

Introductie

Stadsvervoer in

Nijmegen

Al het andere

Streekvervoer rond

 Nijmegen

De Betuwsche Stoomtramweg Mij. (BSM)

 

 

 

 

 

                

Een stoomtram van de BSM op de dijk in Lent bij de aanlegsteiger van de gierpont uit Nijmegen staat gereed om naar de schipbrug bij Arnhem te rijden. Het bordje is moeilijk te lezen, maar het lijkt er op dat de tram via Bemmel en Huissen rijdt. Locomotief nr 1 was de enige lok met een naam: "Baron van der Feltz". Foto: Collectie H.G. Hesseling.

 

 

 

De aanleg

 

De Betuwsche Stoomtramweg Maatschappij werd op 16 februari 1907 opgericht; dit was redelijk laat ten opzichte van andere delen van Gelderland. Vanaf het einde van de 19e eeuw waren echter een aantal eerdere initiatieven voor secundair railvervoer in de Betuwe mislukt.

 

                                                                  

 

Het net kwam als volgt in exploitatie:

- 14 december 1908 Arnhem (schipbrug) - Elden - Elst - Lent en de zijtak Elst - Bemmel.

- 15 september1909 Arnhem (schipbrug) - Elden - Huissen - Bemmel - Lent (pont Nijmegen); de feestelijke opening was op 30 augustus.

- 1 mei 1910 Bemmel - Pannerden - Huissen.

Het net had toen een lengte van ongeveer 58 km.

 

De spoorbreedte van 1067 mm (kaapspoor) was door het Rijk opgelegd met het oog op latere mogelijke verbindingen met andere stoomtramnetten, zoals een verbinding met de Ooster Stoomtram Mij (OSM) via de schipbrug in Arnhem, de Tiel - Buren - Culemborg (TBC) en (wanneer de vaste oeververbinding klaar zou zijn...) de Nijmeegsche Tramweg Mij (NTM) en de Stoomtram Maas en Waal (M&W). Oorspronkelijk dacht men bij de BSM aan 750 mm spoorbreedte, zoals bij de GTM.

 

 

               

Nogmaals lok 1 'Baron van der Feltz' zojuist aangekomen bij de schipbrug in Elden. Foto: Collectie H.G. Hesseling.

 

 

 

 

Het materieel

 

Locomotieven:

- Vierkante stoomtramlocs van Backer&Rueb (Breda): nrs 1-6 (1908), nrs 7-9 (1909) en nrs 10-11 (1910)

 

Personenrijtuigen:

- gesloten 4-assers van Alan (Rotterdam) met lichtkap en open balkons: AB 1-6 (1908), AB 7-14 (1909-1910)

 

Goederenwagens met een laadvermogen van 6 ton:

- gesloten goederenwagens: nrs 40-51 (1908), 52-64 (1909-1913)

- open goederenwagens: nrs 80-91 (1908), nrs 104-112 (1909-1913)

- schmaelwagens: nrs 100-103

Wegens de slechte financiële positie van de BSM werden de laatste leveringen van goederenwagens door een bank, respectievelijk een levensverzekeringsmaatschappij gekocht en vervolgens aan de BSM verhuurd. Later zijn deze wagens alsnog in eigendom aan de BSM overgegaan.

 

 

               

De Dorpsstraat in Bemmel met een tram naar 'Arnhem via Bemmel - Huissen', zoals het bord voorop de lok aangeeft. Foto: Collectie H.G. Hesseling.

 

 

 

De volgende jaren

 

De BSM had een slechte start, doordat er fors bedrag verloren werd bij het faillissement van een Arnhemse bank. Toch was men in die dagen zeer optimistisch gestemd en werden er allerlei plannen voor uitbreidingen gemaakt. Zo werd er gedacht aan een verbinding Doesburg - Didam - Zevenaar - Westervoort - Arnhem (schipbrug), een verbinding van zowel Arnhem (schipbrug), als Elst naar Driel - Heteren - Kesteren en een lijn van Wageningen (Lexkesveer) - Andelst - Slijk Ewijk - Oosterhout - Lent. Deze plannen voorzagen in aansluitingen met de spoorwegen in Kesteren, de OSM in Wageningen en de GTM in Doesburg. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog joeg een streep door al deze plannen.

 

Wel gerealiseerd werden in 1913 een overlaadspoor op[ de spoorweg in Elst en in 1915 een doorgaande goederenverbinding via de schipbrug, waarop de gemeente Arnhem een spoor had aangelegd. De goederenwagens werden door de electrische motorwagens verder vervoerd naar onder andere de veiling en het spoorwegemplacement. De goederenwagens werden door middel van een electrische lier overgezet. Toen de lier in november 1915 defect raakte, heeft men het overzetten met een tramloc geprobeerd. Wat bij de GTM tussen Dieren en Doesburg dagelijkse kost was, mislukte hier jammerlijk: de loc zakte door de schipbrug. De tramrails werden in 1927 weer van de brug verwijderd.

 

 

                

Het ongeval met de tramlok op de schipbrug; de lok met de drie beladen wagens had de overkant bijna bereikt...... Foto: Collectie H.G. Hesseling.

 

 

 

 

               

Luchtfoto van de schipbrug omstreeks 1932. Links van de brug de sporen van de BSM met een aantal goederenwagens. Sinds 1927 lag er geen tramspoor meer op de schipbrug. Foto: KLM Aerrocarting.

 

 

 

 

Het begin van het einde

 

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte niet alleen een einde aan alle optimistische plannen, maar ook de inkomsten uit het vervoer daalden drastisch. Men name op de lijnen Lent - Elst - Elden en Huissen - Doornenburg zakte het vervoer compleet in. Er werd zoals gebruikelijk een commissie gevormd, die de exploitatie tegen het licht zou houden en zij kwamen met het advies een aantal lijnen te sluiten:

- de gehele dienst op Angeren - Doornenburg op 4 maart 1920 (Huissen - Angeren bleef in exploitatie als goederenlijntje)

- de gehele dienst op Lent - Elst - Elden op 8 maart 1920

- de personendienst op Elst - Bemmel op 22 oktober 1920 (hoewel op deze lijn nog jaren markttrams bleven rijden.

Van het 58 km lange net uit 1910 was eind 1920 nog maar 39 km over.

 

De locomotieven nrs 4, 6 en 8 werden in 1920 verkocht aan de 's-HHVO (stoomtram 's-Hertogenbosch - Helmond - Veghel - Oss) en de rijtuigen 10 en 12 aan de ZSM (Zuider Stoomtram Mij) te Breda. De rails van de opgebroken tramlijn Lent - Elst - Elden werden verkocht aan de gemeente Arnhem, die ze gebruikte voor de tijdelijke dubbelsporige goederentramlijn voor het zandvervoer naar nieuwe woonwijken in aanbouw.

Tussen 1919 en 1921 werden de rijtuigen 12 en 13 aan de GETA (Gemeente Electrische Tram Arnhem) verhuurd voor de dienst als bijwagen achter de stadstram op lijn 1 Oosterbeek - Arnhem - Velp, waar men met materieelgebrek kampte, omdat de nieuw bestelde wagens niet spoedig geleverd konden worden door de oorlogsomstandigheden.

Ondanks deze maatregelen en verkopen / verhuur van materieel, bleef er een exploitatietekort.

 

In een poging om de dienst op de lijn Bemmel - Pannerden goedkoper te exploiteren werd in een (ex paardentram) bijwagen van de GETA op één van de balkons een Ford motor geplaatst. Het motorwagentje had slechts aan één zijde een stuurstand, zodat in Bemmel en Pannerden draaischijfjes geplaatst werden. Helaas werd dit experiment geen succes, omdat door de geringe snelheid in de dagelijkse dienst de motor te weinig gekoeld werd.

 

 

                

Het motorwagentje op het remiseterrein van de GETA in Arnhem. Foto: H.G. Hesseling - Coll. NVBS.

 

 

 

 

Het einde

 

Omdat in 1930 de rentegarantie van de gemeenten zou aflopen, werd het duidelijk dat er noodzakelijk gereorganiseerd zou moeten worden. In afwachting van deze plannen werd de rente garantie verlengd tot 1932. Er werden plannen gemaakt de overgebleven tramlijn Lent - Bemmel - Huissen - Elden te electrificeren en na het gereedkomen van de vaste bruggen over de Rijn en de Waal (die binnen 5 jaren gereed zouden zijn) door te trekken naar het centrum van Arnhem respectievelijk Nijmegen. De gemeenten zouden de BSM dan nog 5 jaren financieel moeten steunen. Dit werd geweigerd en dat betekende: einde oefening.

 

De reorganisatie voltrok zich daarna via een geheel andere weg: op 7 mei 1932 werd de directeur van de GTM, Ir. Sebbelee, tot directeur van de BSM benoemd. Vrijwel alle tramwegen in de Achterhoek waren al onder zijn directie geplaatst en hij had hier aanzienlijke besparingen weten te bereiken.

Op 22 februari 1933 werden vrijwel alle personentramdiensten door autobusdiensten vervangen; alleen op zondagen en op marktdagen bleven de trams nog rijden. Ook het goederenvervoer werd grotendeels verplaatst naar de vrachtauto. De opening van de Rijnbrug in Arnhem op 10 april 1935 betekende het einde van de tramdienst; alleen de markttrams hielden het nog vol tot de zomer van 1935.

De baan werd in de loop van 1935 opgebroken en samen met het materieel voor de sloop verkocht. Slechts 10 gesloten en 5 open goederenwagens werden door de GTM goed bevonden om te worden omgespoord naar 750 mm spoorbreedte en in de Achterhoek te worden ingezet.

Alle tramwegen onder Ir. Sebbelee, dus ook de BSM, werden geëxploiteerd onder de naam Geldersche Tramwegen, maar gingen pas in 1953 een officiële fusie aan.

 

 

                

Een BSM stoomtram bij het depot in Bemmel aan de Baron van Karstraat. Het terrein bestaat nog steeds; de loods heeft er nog jaren gestaan, maar is nu vervangen door een modern gebouw van Connexxion. Foto:  H.G. Hesseling - Collectie NVBS

 

 

 

                

Een personenrijtuig nr 11 op het depotterrein in Bemmel. Foto: Coll. NVBS.

 

 

 

 

Stadsregio Arnhem Nijmegen

 

Een geëlectrificeerde BSM tramlijn Nijmegen - Lent - Bemmel - Huissen - Arnhem lijkt qua lijnvoering op de 'Keizerlijn 1' in de plannen van de Stadsregio, waarin de gemeente Nijmegen voor het gedeelte tot Bemmel in ieder geval een tram voorziet. In dit kader lijkt het weigeren van verdere steun aan dre BSM voor deze plannen een gemiste kans.

Toch moeten we ons daarbij realiseren dat zo'n elektrische tram tussen Arnhem en Nijmegen geen lang leven beschoren zou zijn geweest:

- ten eerste: Arnhem kreeg na de oorlog te maken met een totaal verwoest tramnet en besloot dit niet meer op te bouwen

- ten tweede: de gemeente Nijmegen had in de jaren '50 veel haast om de tram de stad uit te krijgen en heeft plannen voor modernisering afgewezen

- ten derde: de NS voorzag in haar plannen voor haar streekvervoerdochters geen toekomst op rails, waardoor veel kansrijkere tramnetten als de NZH en de RTM zelfs moesten sneuvelen.

Een electrische BSM lijn had het zeker niet langer volgehouden dan de NBM tramlijnen (Utrecht - Zeist en Amerfoort - Zeist - Driebergen - Rhenen), die in 1949 zijn omgezet in buslijnen.

 

 

 

Wat is er bewaard?

 

Van de BSM is niets bewaard gebleven.

Wel lag er volgens eigen waarneming in het begin van de jaren '70 nog een stukje tramspoor in de buurt van de brug over de overlaat bij Elden. Zoals hierboven reeds gememoreerd heeft de loods in Bemmel het nog langer uitgehouden, maar is tenslotte door een moderner gebouw vervangen.

 

 

 

BSM in model

 

Skiptram (Paul Sassen uit Huissen) heeft enkele BSM trams in model nagebouwd  (www.skiptram.nl).

 

                    

Links het model in schaal h0 (1:87) van het motorwagentje en rechts BSM 12 achter een GETA motorwagen 22 - 29. De BSM 12 en 13 zijn rond 1919 door de GETA gehuurd voor de dienst op lijn 1 Oosterbeek - Velp.

 

 

 

Geraadpleegde literatuur

 

 

- Stoomtrams in Gelderland

Hesselink

Wyt 1977, ISBN 90 6007 782 2

 

- Op smalspoor door Oost Gelderland

Nieweg

EJ Brill 1976, ISBN 90 04 0452404